Jaarboek 2021

In 2021 verschijnt alweer het 30e boek uit de reeks van de Stichting Historische en Heemkundige Studies in en rond het Geuldal, het tweede deel over de geschiedenis van het landschap van het Geuldal in onze serie, waarop u kunt intekenen. Er zijn vijf rijk geïllustreerde artikelen in het boek toegezegd. Over hoe in te tekenen klik hier.

Het jaarboek 2021 opent met de bijdrage van Karen Jeneson met als titel Romeins Zuid-Limburg in vogelvlucht. Dit artikel is een introductie op het Romeinse landschap van Zuid-Limburg. Op hoofdlijnen komen de belangrijkste elementen van dit landschap aan bod. Dat zijn onderdelen van het natuurlijke landschap die belangrijk waren voor de Romeinen, zoals de kalksteen en de lössbodem. Vervolgens wordt het specifieke Romeinse cultuurlandschap van Zuid-Limburg belicht, dat uniek is voor Nederland.
De voornaamste soorten archeologisch bewijs worden besproken, waaronder de verschillende soorten rurale nederzettingen, de grafcultuur, de wegen en de steden. Enkele sleutel-sites krijgen hierbij extra aandacht. Dit landschap is geen op zich staand fenomeen, maar moet gezien worden in de regionale context van het Romeinse Rijk inhet noorden van Europa, waarbij de rijksgrens
(limes) een belangrijke factor is. Ook dit zal in het artikel aan bod komen.

De bijdrage van Lou Heynens handelt over het groen rondom enkele landschappelijke toppers. Het artikel is getiteld Inzoomen op parken en tuinen met een cultuurhistorische betekenis. Hij beschrijft de onnatuurlijke schoonheid van de Meertensgroeve in Vilt, het Fancreverhöfke te IJzeren, park en tuinen van kasteel Wijlre, het nooit uitgezonden lied over het park van kasteel Neubourg en het trefpunt van groen en stilte rondom kasteel Goedenraad te Eys. In zijn bijdrage vindt u wetenswaardigheden over deze ensembles en hun ontwerpers.

Bas van de Klundert schrijft over Willem van Konijnenburg: Schilder van zijn geliefde Zuid-Limburgse landschap, de kiem van zijn kunstenaarschap. De Haagse kunstschilder Willem van Konijnenburg (1868-1943) was half Limburgs en voelde zich nergens zo goed thuis als in het Geuldal. Na zijn afstuderen aan de Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag begint de Limburgse periode waarin hij hoofdzakelijk landschappen schildert in en rond Meerssen. Van Konijnenburg toont de landschappen op nationale én internationale tentoonstellingen waar de authentieke werken zowel positieve als negatieve reacties oproepen. Commercieel succes blijft uit maar het artistieke succes is groot; in de Zuid-Limburgse landschappen ontstaan vele kenmerken die later uitgroeien tot de eigenzinnige beeldtaal waarmee Willem van Konijnenburg in 1917 nationaal doorbreekt. Limburgse onderwerpen zijn vaak in het latere oeuvre te herkennen.

Barry A.F. Kerckhoffs richt de schijnwerper op de landgoederenzone rondom Meerssen. Hij beschrijft de geschiedenis van de tuin van La Petite Suisse onder de titel Villa Kanjel in het landschap van de Gelei en de Kanjel. Deze villa maakt deel uit van het ‘parkensysteem’ van Petrus Regout. Hij heeft deze landhuizen, rijk geïllustreerd, laten beschrijven in het Album dédié à mes enfants et mes amis (Album opgedragen aan mijn kinderen en mijn vrienden) uit 1868. Villa Kanjel ligt samen met Vaeshartelt, Klein Vaeshartelt, La Grande Suisse en Villa Kruisdonk in de huidige landgoederenzone. De tuinhistorische beschrijving van villa Kanjel begint echter al eerder. In deze bijdrage wordt ingegaan op het ontstaan en de wijzigingen in de tuin bij de villa sinds 1820 tot nu. Daarbij wordt overigens ook de samenhang en wisselwerking tussen villa en tuin beschreven. Omdat dit landgoed een wezenlijk onderdeel is van het ‘parkensysteem’ wordt dit ook in deze context behandeld. De riviertjes de Kanjel en de Gelei vormen de verbindende schakels tussen de voornoemde landgoederen.

Rob P.W.J.M. van der Heijden en Mariëtte Paris-Vankan schrijven over de lotgevallen van het landschap van het in de twintigste eeuw door Maastricht geannexeerde deel van de gemeente Meerssen, met als titel Van groen naar grauw. De metamorfose van het landschap van Groot-Limmel, voormalig Meerssens grondgebied. Groot-Limmel, het zuidelijk deel van de gemeente Meerssen, ligt voor een belangrijk deel in een oude Maasarm, met alle hoogwater gerelateerde gevolgen. De inwoners hebben vóór de realisering van het Julianakanaal vaak meerdere keren per jaar hoogwater. Groot-Limmel is in de twintigste eeuw geannexeerd door de gemeente Maastricht. Dat is een belangrijk moment voor de gebiedsontwikkeling daar. Evenwel van groter belang is het jaar 1867. In dat jaar verliest Maastricht zijn status als vestingstad. In rap tempo worden vervolgens grote delen van de vestingwerken gesloopt en wordt de stad opengelegd. Het groene schootsveld voor de omwalling, dat voorheen zoveel mogelijk vrij moest blijven van bebouwing, kan dan een andere bestemming krijgen. De florerende en expanderende Maastrichtse industrie maakt daar gebruik van. Op het grondgebied van het dan nog tot Meerssen behorende plattelandsdorpje Limmel verrijzen diverse grote industrieën. Vervolgens zien we in dit gebied een groot aantal belangrijke infrastructurele ontwikkelingen, zoals de aanleg van het Julianakanaal en de autosnelweg. De kap van het Limmelerbos, het laatste oerbos van Maastricht, ten behoeve van de ontwikkeling van het industrieterrein Beatrixhaven, accentueert de omslag van groen naar grauw.

Het boek wordt gecompleteerd met een register en een lijst van intekenaren. Het verschijnt omstreeks 1 december van dit jaar. U wordt hierover geïnformeerd. Zie ook de website https://www.historiegeuldal.nl of stuur in voorkomende gevallen een e-mail naar info@historiegeuldal.nl

De editie 2021 biedt hiermee opnieuw een breed spectrum aan onderwerpen, gespreid in de tijd en met aandacht voor de hele regio. U kunt het boek bij voorintekening bestellen voor de prijs van € 30 plus eventueel € 5 verzendkosten via het formulier op de site (klik hier). Voor nadere inlichtingen kunt u mailen naar info@historiegeuldal.nl.